donderdag 21 augustus 2014

Vreemde dinsdag

Afgelopen dinsdag bleek maar weer eens dat de werkelijkheid soms merkwaardiger is dan een bedacht verhaal. Het was aan het begin van de middag en ik haastte me door de regen naar mijn auto, aangezien het honden en katten regende en de donder dreigend rolde.
Buiten staat midden op de straat voor mijn huis een, mij onbekende, jongen van zo'n 17 jaar met de blik op oneindig voor zich uit te staren terwijl de regen hem doorweekt. Het regenwater stroomde van hem af maar hij lijkt het niet te merken of het interesseert hem niet. Hij lijkt me ook niet op te merken. Merkwaardig.
Eenmaal in de auto blijkt dat hij mijn weg blokkeert. Ik ga er vanuit dat hij wel aan de kant zal gaan wanneer hij de auto hoort starten en de lichten ziet. Dat is niet helemaal wat er gebeurd. Hij loopt ontzettend langzaam voor mijn auto uit. De vergelijking van een begrafenisondernemer die voor een lijkwagen uit loopt, schiet ongevraagd door mijn hoofd. Het voelt een beetje als een scène uit een dystopisch verhaal: gutsende regen, een mysterieuze vreemdeling, traag gevolgd door een auto. Heel gek zou je niet opkijken als er opeens een monster uit de grond opdook en de vreemdeling uit zijn zwarte jas een zwaard vandaan zou trekken om het te bevechten.
Maar dit is de 21ste eeuw en de realiteit. Zal ik het raampje opendraaien en vragen of hij aan de kant wil gaan of, de onbeleefde optie, op de claxon drukken? Aangezien ik de jongen niet ken, hij niet op zijn omgeving lijkt te letten en ik weet dat door diverse bewoners in de straat marihuana wordt gerookt -waardoor ik me afvraag of hij op zoek is naar een van die mensen om wat te kopen- aarzel ik. Blijkbaar realiseert de jongen zich toch opeens dat hij voor een auto loopt, want hij gaat net genoeg aan de kant om mij er langs te laten.
Het hele gebeuren heeft iets onwerkelijks. Daarom besluit ik een rondje te maken, zodat ik nog een keer langs mijn straat rij. De jongen staat weer midden op straat. Dit maal met de blik gevestigd op een van de ramen in het trappenhuis naast het mijne. Toch lijkt hij nog steeds vooral in het oneindige te staren. De regen drupt van zijn hoody en stroomt van zijn jas af, de donder klinkt steeds dichterbij, maar hij beweegt niet. Hij ziet er verloren uit, een beetje triest ook. Toch rij ik door.
Ik vraag me nog steeds af wie die jongen is en of hij iemand zocht en zo ja, wie dan? Zo nee, had ik dan de politie moeten waarschuwen? Het is natuurlijk niet verboden om, wat voor weer het ook is, ergens te staan, maar deze omstandigheden maakten het wel vreemd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten